Klankbordgroep 2021

Op 14 oktober 2021 vond de tweede klankbordgroep van het project Nitroman plaats in Boekel. Hierbij werd het project kort voorgesteld met bijhorende knelpunten rond transitie. Daarna werd een toelichting gegeven over de stand van zaken van het beleid in Nederland en Vlaanderen. Vervolgens werd de rekentool voorgesteld en de voorlopige veldproefresultaten. Er werd afgesloten met presentaties van de constructeur van membraanfiltratie Strocon (partner Nitroman) en Slootsmid.

’s Middags vond er een excursie plaats naar varkensbedrijf Pluk die zijn 20.000 m3 mest via een Strocon installatie
verwerkt tot 2.500 ton gedroogde dikke fractie, 2.500 ton mineralenconcentraat en 15.000 ton water dat gedeeltelijk wordt gebruikt op het eigen bedrijf. Hier maakten we ook kennis met de spaakwielbemester van Van de Ven Agraservice.

Stand van zaken beleid in Nederland

Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) heeft voor 2030 een visie voor de landbouw die gebaseerd is op drie pijlers:
• Grondgebonden veehouderij: Alle geproduceerde mest op het bedrijf kan worden afgezet op eigen landbouwgrond of via regionale afspraken voor grondgebruik.
• Niet grondgebonden: Indien een bedrijf geclassificeerd is als niet-grondgebonden, moet alle geproduceerde mest weggevoerd worden.
• Waterkwaliteit verder verbeteren met een specifieke gebiedsgerichte benadering.

Op deze manier wordt er in de regio’s een evenwicht verkregen tussen grond en mest, wat een invloed heeft op de mestmarkt. Dit zal er mogelijk voor zorgen dat mest terug zijn waarde krijgt voor meststof van landbouwproducten. Het resulteert eveneens in meer zekerheid en verhoogde capaciteit voor mestverwerking in veedichte gebieden. De Nederlandse akkerbouw en tuinbouw zal voor organische mest deels aangewezen zijn op de mestverwerking.

Op kortere termijn werd het zevende actieplan opgemaakt, wat nog moet goedgekeurd worden door Europa.
Het accent in het zevende actieplan verschuift engiszins van gebruiksnormen (aantal kg nutriënten dat toegediend mag worden) naar gebruiksvoorschriften (bv. wanneer men mag bemesten, inzaaien van groenbemesters,…).

De voorgestelde maatregelen zijn zeer ingrijpend, vooral voor de akkerbouw en tuinbouw zijn de economische gevolgen groot. Voor de pijler ‘duurzame bouwplannen’ wordt verstaan dat een derde van de gewassen een rustgewas (bv. graan) moet zijn. Daarnaast moet op 60% van de percelen op 1 oktober een groenbemester ingezaaid zijn. Deze regel heeft vooral een grote impact voor landbouwers, loonwerkers,… die hun teeltrotatie of oogst soms drastisch moeten wijzigen. Het invoeren van de duurzame bouwplannen heeft het verbeteren van de nitraatspiegels in het Nederlands grondwater voor ogen.


In Nederland zijn er regionale verschillen waar te nemen voor de fosfaatproblematiek in vergelijking met de N-gevoelige gebieden. Zo zijn in veenweide gebieden (bv. in het Groen Hart in Zuid-Holland) meer fosfaatproblemen waar te nemen, terwijl nitraatproblemen zich bv. situeren in de zandregio’s, en dan met name in Zuid-Oost Nederland waar veel droge zandgronden zijn en veel uitspoelingsgevoelige gewassen als maïs, aardappelen en groenten worden geteeld. Echter problemen rond het oppervlaktewater zijn in Nederland overal terug te vinden.


Er moet rekening gehouden worden met teeltvrije zones (dit is een akkerrand van 2 tot 5m tot een maximum van 5% van het perceel). Op een teeltvrije rand is het toegelaten om bv. gras te laten groeien, maar er mag niet op bemest worden en geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden. Het gras mag wel geoogst worden. Dit is in gebieden voor vee interessanter dan in akkerlandgebieden. Momenteel zijn er in Nederland nog geen studies uitgevoerd om het effect van de akkerrand na te gaan. De plannen zijn ook niet economisch doorgerekend, maar er is wel een MER (Milieu Effecten Rapport) op uitgevoerd.

Stand van zaken beleid in Vlaanderen

In Vlaanderen is de biologie nog steeds de economische BBT (Best Beschikbare Techniek). Echter is dit contradictorisch met doelen voor nutriëntenkringlopen. Op dit moment zijn er nog te weinig grootschalige alternatieven beschikbaar waardoor de biologie de BBT blijft en is een omschakeling van de visie van de overheid noodzakelijk.


De vertaling in het Europees beleid is heel belangrijk om de transitie verder te zetten. Het kan zijn dat dit lastiger ligt in Europa, omdat het maar voor een paar regio’s echt belangrijk zijn. Bijvoorbeeld Vlaanderen en Nederland, bepaalde delen in bv. Spanje… .


Voor de toepassing van de RENURE-producten moet geen nieuw onderzoek meer uitgevoerd worden. Maar er kan wel nog ingezet worden op het aantonen van bv. de stabiliteit van de producten. Maar ook zaken zoals Fertigarant kunnen helpen. Daarnaast kan een LCA (Life Cycle Analysis; milieu-impactanalyse) helpen om aan te tonen aan Europa wat de meerwaarde is.


In tegenstelling tot Nederland zijn er in Vlaanderen geen pilots waar mineralenconcentraat worden gemaakt. In Nederland is er sinds 2009 een pilot mineralenconcentraat. Deze kent tien deelnemers, en daarnaast nog acht bedrijven die aan deze deelnemers gelieerd zijn. Deze pilot is een belangrijke leerschool geweest voor de definitieve introductie van kunstmestvervangers in de toekomst.


Pocketvergisting lijkt een zeer belangrijke voorbehandeling: ammoniak die je al uit de mest haalt, energie die het oplevert. Maar de kosten blijven een belangrijk knelpunt. Subsidies zouden hierbij een belangrijke rol kunnen gaan spelen.
In België is het ook zeer moeilijk om een vergunning krijgen. Omdat men meer en meer vraagt naar cijfers van ammoniakemissies die vaak moeilijk te verkrijgen zijn of niet in de juiste context geplaatst kunnen worden. Problemen met vergunningen zijn ook in Nederland een groot probleem, vanwege de weerstand die mestverwerking oproept bij delen van de bevolking.


Vlaanderen (VLM, overheid) begint nu ook pas met het schrijven van MAP7 waarbij bv. de mogelijkheid tot derogatie aan bod kan komen. Ter voorbereiding kan wel via wetenschappelijk onderzoek de toepassingen getest worden. Wat is het effect op de bodem van deze producten? Hoe werkt het met vloeibaar product ipv korrels? Om deze proeven uit te voeren, is hiervoor een ontheffing nodig in Vlaanderen.

Rekentool

Aanmelden voor de rekentool is verplicht, zodat we voor Nitroman kunnen bewijzen naar Europa hoeveel mensen hiervan gebruik hebben gemaakt. Maar daarnaast kan de laatste versie doorgestuurd worden indien beschikbaar.


Door de rekentool is een objectieve kosteninschatting mogelijk en kan een vergelijking gemaakt worden met de huidige situatie. De doelgroep van de rekentool is mensen die op hun eigen bedrijf willen gaan verwerken zoals bv melkveehouders, varkenshouders… .


Op het eerste zicht ziet de rekentool er ingewikkeld uit, maar er kan altijd meer informatie verkregen worden bij DLV, NCM of VCM.


De tool zal ook in vereenvoudigde versie beschikbaar worden gesteld, als eerste aftoetsing om na te gaan of de rekentool interessant is voor het bedrijf.